Opa heeft een grote boom,
met verre wortels diep in ’t zand
en brede takken op zijn kroon.Die is al oud en twee keer opa, Hij wuift mee met de wind Wil niet meer weg, Maar blijft daar staan: Hij treurt stil als het regent.
Als ’t koud wordt doet hij niet meer mee,
Meewarig traag kijkt hij eens ronden strooit met gulle hand zijn oude bladeren op de grond. Zakgeld voor het jonge leven,
Vol voorjaarsgroen en volle maan
Dat d’ oude stam zijn lentekleed
|
|