woensdag 17 april 2013

Demonen

Demonen slapen niet
Zij rijden mee en
Sluimeren op de achterbank.
 
En vlot het niet, worden zij wild
en roepen, schelden op de rest
daarbuiten die het niet begrijpt
niet mee wil in het mooi verhaal,
De boel verpest.
 
Een rood licht doet je stoppen
en ongewild tot staan gebracht
in leegloop, niet op toeren
doe je maar niks en wacht,
Alleen de batterij laadt op.
 
Een stille kracht vol weemoed,
een knipoog van het licht op groen
prikken een duwtje in de rug
een flinke schop vooruit,
Want toch wil je niet terug.
 
Demonen slapen niet
Zij rijden mee en
Zwijgen op de achterbank.

zondag 14 april 2013

E17 - N16 - E19


autoweg E17 te GENT-CENTRUM
... en de SCHELDE

gewestweg N16 te MECHELEN-NOORD

autoweg E19 te MECHELEN-NOORD
... en de DIJLE

zaterdag 13 april 2013

Genesis



Als wind weer water wordt,
Verstilt de vloed tot land:


Met grond, te vondeling gelegd,
en glanzend in de avondzon

Ongerept nog, wacht hij op erkenning:

Voorzichtig schuiven mensen dichterbij,
hun voetafdruk in klei
brengt kiemen mee
en hoop op vruchten:

Volgend jaar in mei,
en later, voor altijd
metgezel en bondgenoot:

POLDER


donderdag 11 april 2013

De Stad

ANTWERPEN 

de Beukenlaan
staat vol met eiken,
de Kathedraal
wacht op een tweede toren,

sinds 1585
het Noorden heel verloren,
Calvijn laf meegevlucht
liet hier zijn wezen achter,

en ook het Scheldt
die valse zekerheid,
komt nu eens hoog
staat dan weer laag,
spoelt alles vrolijk weg
gedaan met het gezaag.


TRAM 24 

Waar gaat hij heen ?
-ach, het hoeft niet meer-
of toch, een laatste keer.

Elk einde is een nieuw begin,
na Silsburg, Schoonselhof,
heeft verder rijden toch geen zin. 

Ik neem hem mee:
een late gast, nog net op tijd
ontsnapt uit café Terminus;

Ik neem hem mee,
om wat hij achterliet,
want ’t Stad en ’t Leven wenken. 

De straten groeien langzaam dicht,
de huizen staan te dringen,
de mensen stappen op,
ik breng ze mee naar binnen. 

Het centrum is pas halfweg,
het gaat van “A” naar “Z”.

En tussen lijntjes blijven,
twee stalen groeven in de grond;
-ik zou zo graag ontsporen-
maar knarsetandend in de bochten,
gaat al mijn kracht verloren. 

Of toch,
ooit eens, één keer,
naar links of rechts,
neem ik de doden mee,
en keer ook ik nooit weer.

woensdag 10 april 2013

Huizen I

LANDELIJK


IN HET DORP


IN HET GROEN


AAN HET WATER

dinsdag 9 april 2013

Aaikoe

Aai een koe heel zacht
Poëzie uit volle melk
Bontgevlekt gebracht


Vijf lettergrepen:
Het begin van een haiku
De rest komt vanzelf

maandag 8 april 2013

De Boom van Opa



Opa heeft een grote boom,
met verre wortels diep in ’t zand
en brede takken op zijn kroon.
  
Die is al oud en twee keer opa,
Hij wuift mee met de wind
Wil niet meer weg,
Maar blijft daar staan:
Hij treurt stil als het regent.
  
Als ’t koud wordt doet hij niet meer mee,
Meewarig traag kijkt hij eens rond
en strooit met gulle hand
zijn oude bladeren op de grond.
  
Zakgeld voor het jonge leven,
Vol voorjaarsgroen en volle maan
Dat d’ oude stam zijn lentekleed
en nieuwe kracht zal geven.




zondag 7 april 2013

Buitenbeentje


Een buitendijkse boom:
vrijgevochten overloper,
oeverloper slechts in schijn
stil blijft hij staan
op uitkijk, wat zal ’t zijn?

Waar land weer water wordt
bewaakt hij de seizoenen
’t getij op tijd
komt zacht zijn voeten zoenen.

Zijn vrienden braaf beneden
netjes in de rij
ten dode opgeschreven
benijden hem hierbij.


zaterdag 6 april 2013

Efemeride




EFEMERIDE

Het lange trage licht uit
lage luchten
omsluiert els en wilg met
grijze nevelslierten.

Het kloppende hart van de zee
stuwt vruchtbaar zijn vloed
tussen dijken en oevers,
over schorren en slikken en
bij drempels van dorpen.

Rijen populieren,
onverstoorbaar overeind,
fluisteren zacht een
afscheid naar het wuivende riet.

In een laatste rode gloed
versmelten land en licht tot
donkere poldergrond.
EPHEMERIDES

La basse lumière
Longue et lente,
Voile saules et aulnes
D’opaques guirlandes.

La mer trop lointaine
Fait vibrer son coeur
Dans les veines des rivières.

Le flot de ses fruits
Féconde les berges,
Embrasse les digues,
Pour enfin s’arrêter
Aux villages bercés.

Les feuillages frissonnants
Des peupliers bien dressés
Dans le ciel, alignés,
Murmurent un adieu
Aux roseaux en hommage.

Un dernier éclat
Du soleil, rouge-fondant
Avale la boue et
Le bois flamboyant.

vrijdag 5 april 2013

Elle

Elle était…
dans un lieu mythique, 
une rencontre insolite

Elle m’ échappait,
éphémère, souriante,
éclatant sa présence

Elle m’attristait,
à jamais ruminant
comment et pour qui
combler cette nostalgie.